De rechtbank Amsterdam heeft begin juni een interessant kort geding vonnis gewezen, over de zogenaamde “verveelvoudiging” in het auteursrecht en schadevergoeding voor auteursrechtinbreuk.
De zaak[1] speelde tussen een fotograaf die enkele fotoshoots had gedaan ten behoeve van de promotie van het internationale straatvoetbalmerk Monta.
Onder meer straatvoetballer Wasi is tijdens een shoot gefotografeerd. Partijen hebben geen schriftelijke afspraken gemaakt met betrekking tot het gebruik van de foto’s. Wel blijkt uit de factuur die door de fotograaf aan Monta is toegezonden dat de vergoeding het gebruik van de foto uitdrukkelijk beperkt tot onder meer een jaar voor bepaalde, genoemde, doeleinden in Europa. Ondanks het feit dat de afspraken niet helder waren vastgelegd, kon hiermee alsnog uit de factuur worden opgemaakt dat er slechts een beperkte licentie was verleend. In een eerdere procedure tussen partijen heeft de rechtbank[2] dan ook vastgesteld dat er van een beperkte licentie sprake was en dat nu de foto voor ruimere doeleinden is gebruikt, er sprake is van een onrechtmatige openbaarmaking en daarmee inbreuk op de auteursrechten van de fotograaf. Tot zover nog geen verrassende uitspraak. De verrassende wending komt in de nieuwe procedure bij de rechtbank Amsterdam over het door Monta gebruikte logo.
Monta gebruikt onder meer voor haar (kinder)kleding collecties een logo (onder meer te vinden op haar website www.montajuniors.com). Het logo is tevens afgebeeld op de door Monta in omloop gebrachte (sport)producten. De fotograaf stelt dat er sprake is van inbreuk op zijn auteursrechten op de door hem vervaardigde foto van straatvoetballer Wasi. Door bewerking van de foto tot een logo en gebruik daarvan op de producten van Monta zou Monta zich schuldig maken aan verveelvoudiging en openbaarmaking van een beschermd werk.
Vast staat dat de foto een auteursrechtelijk beschermd werk is. Vereist voor het ontstaan van het auteursrecht is dat het werk een eigen oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt[3]. De eis dat het product het persoonlijk stempel van de maker moet dragen betekent dat sprake moet zijn van een vorm die het resultaat is van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes, en die aldus voortbrengsel is van de menselijke geest. Daarbuiten valt in elk geval al hetgeen een vorm heeft die zo banaal of triviaal is, dat daarachter geen creatieve arbeid van welke aard ook valt te aan te wijzen[4].
Daarnaast staat vast dat het silhouet dat gebruikt is voor het logo een bewerking is van de door de fotograaf gemaakte foto. De ontwerpster van het logo heeft aangegeven dat zij het silhouet heeft overgetrokken. De rechtbank Amsterdam oordeelt vervolgens dat er daarmee sprake is van een verveelvoudiging van het werk van de fotograaf. De rechtbank oordeelt als volgt; “Dat het logo ook als een nieuw werk met auteursrechtelijke bescherming zou kunnen worden aangemerkt, doet daar niet aan af. Ook een bewerking die zelf een oorspronkelijk karakter draagt kan een verveelvoudiging zijn van een ander werk, al zou de letterlijke tekst van artikel 13 Auteurswet anders kunnen veronderstellen”.
Hiermee lijkt het begrip verveelvoudiging door de rechtbank opgerekt te worden en lijkt daarmee de bescherming van de auteursrechthebbende zich uit te breiden. De tekst van artikel 13 Auteurswet lijkt immers eigenlijk vrij helder. Het artikel luidt als volgt; Onder de verveelvoudiging van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt mede verstaan de vertaling, de muziekschikking, de verfilming of tooneelbewerking en in het algemeen iedere geheele of gedeeltelijke bewerking of nabootsing in gewijzigden vorm, welke niet als een nieuw, oorspronkelijk werk moet worden aangemerkt.
De laatste zin geeft weer dat in het geval er een nieuw, oorspronkelijk werk is, er geen sprake is van een verveelvoudiging en derhalve geen auteursrechtinbreuk. Verwarrend is dat er in het artikel wordt gesproken over een “nieuw, oorspronkelijk werk”, wat hetzelfde criterium is om van een auteursrechtelijk beschermd werk te kunnen spreken. Het lijkt dan ook zo te zijn dat indien een werk een eigen (oorspronkelijk) karakter ten opzichte van het eerste werk heeft, er geen sprake meer is van een verveelvoudiging. Zo simpel ligt het echter helaas niet. In het geval er auteursrechtelijk beschermde elementen van het eerste werk zijn overgenomen, dan is er sprake van een verveelvoudiging. Openbaarmaking zonder toestemming van de auteursrechthebbende levert dan inbreuk op. Indien voldoende oorspronkelijk, wordt een bewerking op zijn beurt wel als zelfstandig auteursrechtelijk beschermd werk aangemerkt. Er rust dan op het bewerkte werk een dubbel auteursrecht.
De Rechtbank Amsterdam zegt het in haar vonnis niet met zoveel woorden, maar is er in dit geval van uit gegaan dat er auteursrechtelijk beschermde trekken zijn overgenomen, waardoor er sprake is van een bewerking van de gemaakte foto. Voor het gebruik van het logo moet toestemming gevraagd worden aan de fotograaf. Het zou voor de hand liggen dat de rechtbank zou overwegen nu dat niet is gedaan er sprake is van inbreuk op het auteursrecht van de fotograaf. Dergelijke inbreuk zou gestaakt moeten worden en – meestal in een bodemprocedure – kan er een schadevergoeding toegekend worden. In dit kort geding loopt het echter anders. De rechter oordeelt dat het aannemelijk wordt geacht dat, wanneer er vooraf wel toestemming was gevraagd was, deze zou zijn gegeven. Wel is daarbij aannemelijk dat er een vergoeding voor het gebruik van het logo zou zijn betaald. Voorshands neemt de rechtbank dan ook aan dat het inbreukmakend, onrechtmatig karakter aan het gebruik zou komen te ontvallen, als aan de fotograaf een passende vergoeding zou worden betaald. De rechter komt dan ook tot het verrassende oordeel dat – hoewel er feitelijk sprake is van inbreuk – de verbodsvorderingen niet kunnen worden toegewezen, maar dat uitsluitend het voorschot op schadevergoeding wordt toegewezen. Monta wordt veroordeeld om een bedrag van € 10.000,00 te voldoen.
Overigens heeft ook de geportretteerde straatvoetballer Wasi getracht het gebruik van het logo te voorkomen door een beroep op zijn portretrecht te doen[5]. Ook al staat vast dat de ontwerpster van het logo de foto met daarop Wasi heeft overgetrokken en in feite (indirect) gebruik wordt gemaakt van het portret, is dit niet voldoende. Om van een portret te kunnen spreken, dient de persoon herkenbaar te zijn afgebeeld. Niet noodzakelijk is dat het gezicht of gedeelten van het gezicht herkenbaar zijn. Herkenbaarheid aan bijvoorbeeld specifieke kenmerken of de lichaamshouding kunnen voldoende zijn. Dit is al geruime tijd vaste rechtspraak[6]. In dit geval oordeelt de rechtbank echter dat de gestalte van het silhouet als geheel en de lichaamshouding van de figuur op het logo niet zodanig specifiek voor Wasi is dat hij alleen daaraan herkenbaar zou zijn, laat staan dat het silhouet duidelijk alleen van Wasi kan zijn en niet van iemand anders. Van een portret is derhalve geen sprake en de vorderingen van de straatvoetballer worden terecht afgewezen.
In de auteursrechtkwestie is inmiddels een bodemprocedure gestart en het is nog even afwachten hoe de rechtbank daarin zal oordelen.
[1] Rechtbank Amsterdam 5 juni 2012, B911304
[2] Rechtbank Haarlem 25 mei 2011, IEPT20110525
[3] HR 4 januari 1991, NJ 1991/608 Van Dale/Romme
[4] HR 30 mei 2008, LJN BC2153 Endstra-tapes
[5] Rechtbank Amsterdam 5 juni 2012, B9 11303
[6] Hoge Raad 30 oktober 1987, NJ1988/277